“Quincy Soetosenojo Was Een Activist Pur Sang”
(die teleurgesteld was in de maatschappij)
Op 20 augustus 2012 was ik op Lowlands toen ik het volgende bericht ontving van een goede vriend: “Yo Cesare, Silence is eraf”. Ondanks dat ik wist wat dit betekende, hoopte ik toch op een misverstand en ik vroeg: “Wat bedoel je?”. De 3 minuten dat ik op zijn antwoord moest wachten leken een eeuwigheid te duren. Toen kwam het antwoord: “Silence, Quincy, hij is niet meer man. Hij is dood!”. Het voelde niet alleen alsof ik een broeder had verloren, ik had ook een broeder verloren. Vandaag, 21 oktober, zou hij 31 jaar zijn geworden.
Een jaar of 4 geleden had ik een openhartig gesprek met Quincy. Gedurende de laatste 12 jaar van zijn leven dat ik met hem bevriend was, hebben we vaker openhartige gesprekken gevoerd. Dit was toen hij zich bij de Crips had aangesloten. Hij wist als geen ander mijn standpunt over black on black crime en groeperingen die bijdragen aan zelfdestructie. Quincy had mijn toestemming niet nodig om te doen wat hij wilde en andersom ook niet. Maar we waren broeders en we bespraken de dingen die we meemaakten en onze levenskeuzes met elkaar. Dit keer vond het gesprek plaats in verband met Stichting Soul Rebel Movement. Soul Rebel Movement is een visie van mij die ik met Quincy deelde vanaf dag één. Deze visie staat haaks op het uitgangspunt van vele gangs.
Ooit deelde Quincy mijn standpunt over gangs, maar nu waren voor hem de dingen anders. Hij had een aantal keer vastgezeten, kan als ex-gevangene moeilijk aan de bak komen terwijl de rekeningen op de deurmat blijven vallen, hij miste zijn zus (vermoord door haar vriend) en zijn jeugdvriend Moravia R. (doodgeschoten door een agent). Hij was teleurgesteld in de manier waarop Nederland met zwarte mensen omgaat en niet oprecht luistert naar de zorgen, maar deze telkens wegwuift. Hij was gedesillusioneerd, hij had het gevoel dat hij niets kon doen tegen het onrecht in dit land tegen zwarte mensen. Er was woede in zijn hart gekropen. “Soul Rebel Movement leeft nog altijd in mijn hart.” Hij liet mij de tatoeage van SRM op de rug van zijn hand zien en voegde eraan toe: “Dit is voor life. Ook al neem ik nog 1000 tatoeages, deze blijft staan. Soul Rebel Movement is nodig, maar ik ben klaar met praten”. Ondanks zijn uitlatingen zag ik dat de activist in hem nog lang niet was verdwenen. Hij wilde een Crips-afdeling in Amsterdam oprichten. Zijn visie voor de lange termijn was om uiteindelijk de gang-mentaliteit om te zetten in de Black Panther mentaliteit. Een gang die zich inzet voor de buurt. Hij vond ook dat ik Keylow, oprichter van de Crips, moest ontmoeten. “Ze doen veel voor de buurt in Den Haag, maar daar heeft de media het nooit erover. ”
Ik leerde Quincy kennen in 2000, op ROC Amsterdam Amstel. We kwamen bij elkaar in de klas en trokken snel naar elkaar toe. Dat kwam door onze affiniteit met rapmuziek en dezelfde politieke overtuigingen. Quincy was een rustige jongen, heel stil, en sprak weinig tot mensen; in een klas waar iedereen zich wilde bewijzen. Hij droeg geen merk- en dure kleding. Zijn soldaatschoenen en camouflagekledij viel altijd op. Iedereen wist van mij dat ik rapte. We raakten in gesprek en hij vertelde mij dat hij muziek maakte en advies van mij wilde. Maar heel snel gingen ons gesprekken niet over muziek, maar over de positie van het zwarte volk in Nederland. In datzelfde jaar rond november kwam Quincy op school met anti Zwarte Piet flyers en gedichten. Hij deelde het aan iedereen uit, ook aan de leraren. In de pauze schoof hij bij mij aan en zei “Kno’Ledge, dit kan niet langer doorgaan. Wij mogen dit niet toestaan.”
Quincy was een jongeman met het hart op de juiste plaats en liefde voor activisme. Hij was iemand die, net als ik, heel graag bij wilde dragen aan de maatschappij. Hij had geen dromen om Nederland te verlaten, hij wilde Nederland beter maken voor de nakomelingen. Hij was erg begaan met iedereen, vooral met vrouwen en kinderen. Zijn moeder en God waren zijn rolmodellen. Voordat hij zijn rug keerde naar de maatschappij, was hij een activist pur sang en bewust van het lot van het zwarte volk dat geen deel uitmaakte van de maatschappij. Wij hebben samen op verschillende manieren gekeken hoe wij daar iets aan konden doen.
Wij moeten beseffen dat er heel veel Quincy Soetosenojo´s rondlopen in de maatschappij. Niet alleen in de Bijlmer en Amsterdam, maar in het hele land. Ze zijn tijdsbommen. Vaak zijn ze een gevaar voor hun lotgenoten. Maar ik vraag mij serieus af of dat altijd zo gaat blijven. Heel veel zwarte jongeren in mijn omgeving voelen zich steeds vaker buitengesloten. Ze zien dat zij pas meetellen als zij op de UvA rondhangen, voor het Nederlands elftal scoren, niet tegen zwarte piet zijn en hun plaats kennen. We doen lacherig over hun gevoelens en wijzen hen de deur als zij iets anders zeggen dan wat wij willen horen. Wij kunnen niet een Antiliaan of Surinamer, die geen andere cultuur dan de Nederlandse kent, als een buitenlander blijven beschouwen en denken dat bij deze groep nooit iets gaat knappen. Er zijn heel veel knappe koppen op straat die de maatschappij heel goed kan gebruiken. Wij moeten hen onvoorwaardelijk accepteren en als zij de verkeerde kant op dreigen te gaan of verkeerde keuzes maken, moeten wij net zo begaan zijn met hun situatie, als wij zijn met de autochtonen. Wij kunnen het niet hebben dat zij straks in verkeerde handen vallen en de wapens op ons richten.
Quincy had het punt bereikt waarop hij dacht dat hij nooit geaccepteerd zou worden door Nederland. Ik heb in de jaren dat het echt fout ging geprobeerd Quincy te verleiden met muziek. Weken voor zijn dood leek het goed te komen. Ik zag de vonk in zijn ogen die hij ooit had als hij het over zijn strijdlust en de liefde voor zijn moeder had. Hij vertelde mij dat hij zich meer wilde richten op zijn muziek. Hij wilde een album maken. Hij wilde weer instrumenten gaan spelen, in de studio duiken met zijn neven van ASO Bro’s en Apo-clipZ, en de Nederlandse rap scene op zijn kop zetten. Zijn CD zou de kick-off markeren van een nieuwe project van Stichting Soul Rebel Movement, genaamd Street Dreamers. We dachten dat wij alle tijd van de wereld hadden. Niemand dacht aan het gevaar dat op de loer lag. Niemand dacht aan de dood. Ik had Quincy in tijden niet zo levendig gezien.
We waren altijd eerlijk tegen elkaar, ook wanneer wij fout waren. Ook die bewuste avond dat ik met hem sprak over zijn toetreden tot de Crips. Ik zei tegen hem: “Als je dit pad opgaat, ga je nooit oud worden”. Hij knikte: “Ik weet het.”
Tekst: Jerry Kno’Ledge Afriyie