Skip links

Essay Liesbeth Tjon A Meeuw: ‘Oude en nieuwe Nederlanders’

Oude en nieuwe Nederlanders
Nabeschouwing bij ‘Anton de Kom heeft het Laatste Woord’

Het lezen van Wij slaven van Suriname doe je niet voor je plezier. Je doet het ook niet voor de mooie literaire beschrijvingen en de grote hoeveelheid historische kennis. Anton de Kom (1898-1945) lees je voor zijn dringende boodschap, hij was een vrijheidsstrijder. In zijn boek, dat in 1934 uitkwam, beschreef hij tot in details de opgang en neergang van de slavenhandel in Suriname. Passages als ‘was de slaaf op de bovenliggende zijde doorgeslagen, zodat het vlees geheel rauw was, dan werd hij omgekeerd om vervolgens de andere zijde in dezelfde toestand te brengen’  laten je niet koud. Het lezen van zijn boek deed mij weer beseffen hoe vreselijk de kwellingen zijn geweest in het geboorteland van mijn ouders en voor welk cultureel erfgoed ik heb te zorgen. Het raakt meteen de gevoelige snaar die mij vervolgens bindt aan Nederland.

In Bijlmer Parktheater in Amsterdam werd er een ode gehouden voor Anton de Kom. Voor veel mensen is hij nog altijd een held. In zijn tijd kwam hij op voor de contractarbeiders in Suriname die net als de vroegere slaven werden uitgebuit. In Nederland was hij vooral een belangrijk figuur voor de socialisten die in actie kwamen tegen het kapitalisme en in hem een moedige kameraad vonden. Volgens historicus Jules Rijssen is er niemand ná hem geweest die de wantoestanden in Suriname zo goed uiteen kon zetten. Alleen al om die reden moet de herinnering aan Anton de Kom levend worden gehouden, zegt hij op het evenement in Bijlmer Parktheater.

Ik ben altijd wat huiverig voor heldenverering. Het maakt iemand tot een icoon, dat ver van de werkelijkheid komt te staan. Een held wordt niet geboren, maar door anderen gemaakt. Ik zie in Anton de Kom vooral een man die wist waarvoor hij stond en de moed had daarvoor op te komen. De samenleving die hij voor ogen had, ging over gelijkwaardigheid tussen ‘rassen en klassen’. Het is een voortdurende vrijheidsstrijd die in ons allemaal woedt. Aannames over mensen met een kleur, een bepaalde achtergrond, met een niet-westers geloof, uiterlijk of tongval zijn namelijk nog springlevend. Ja, ook in Nederland. Vandaag de dag worden vooroordelen verpakt in een reeks beleefde woorden en een glimlach. Let op, want je wordt niet alleen verzocht de officiële taal te spreken, maar ook hetzelfde te denken, te kijken en te gedragen. Je anders-zijn wordt gekeurd, in plaats van geprezen.

Als je in de tijd van Anton de Kom begon over slavernij of kolonialisme dan werd je een paria van de staat. Als je nu begint over slavernij of racisme dan riskeer je paria te worden in sociale kring. Soms lijkt het wel alsof het geen onderwerp van gedachten, gesprek of discussie mag zijn. Het wordt je zelfs kwalijk genomen als je erover begint. Of het wordt afgemaakt als een ‘non-issue’. Voor wie eigenlijk? Zo heb ik bijvoorbeeld nooit begrepen waarom 1 juli geen nationale feestdag is. Het is heel tekenend hoe jarenlang in Nederland herdenking van de afschaffing van slavernij wordt weggezet als een onderonsje van migranten in de grote stad. Waarom eigenlijk? Het is toch een bevrijding voor ons allemaal?

Het is niet alleen mijn familiegeschiedenis, maar ook die van mijn geboorteland, Nederland. We hebben tenslotte dezelfde witte en zwarte voorouders. Daarom heb ik een melkchocolade bruine kleur en alleen al om die reden kan ik niet ‘gewoon’ Nederlands-zijn. De geschiedenis werkt niet met een houdbaarheidsdatum. Ons leefcultuur van nu is een direct resultaat van toen. Ik kan tig voorbeelden opnoemen van impliciete en expliciete voorbeelden van discriminatie, aan mijn adres en die van anderen. De meest duidelijke die ik ooit heb meegemaakt was op het schoolplein waar een jongen boos tegen mij riep: ‘Ga terug naar Afrika!’ Ik had natuurlijk terug moeten zeggen: ‘Ja, prima, maar waar dan in Afrika? Van welke wortels heb je mij weggerukt en op welk schip heb je mij toen gezet?’

Ach, die jongen was net als ik opgescheept met een stuk historie, die kon verklaren waarom ik daar als kleurling rondliep op een doorsnee schoolplein in Nederland en waarom hij zich daar zo negatief over moest uitdrukken. Geen van ons tweeën wist wat we met de situatie aan moesten. Dat hadden onze docenten niet verteld. Vaderlandse geschiedenis ging toen nog niet echt over Suriname, de Antillen of Indonesië. Laat staan dat ik iets had geleerd over Anton de Kom. Tijdens de middag in het Bijlmer Parktheater was ook dit een veelgehoorde klacht: Waarom is er op scholen zo weinig aandacht voor De Kom en zijn werk?

We weten toch allang waarom? De Kom heeft het zelfs in zijn boek uitgelegd: ‘Geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ras aan te kweken dat dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen’. Stadsdeelvoorzitter Tjeerd Herrema van Amsterdam Zuidoost had deze passage uitgekozen voor zijn voorleesbeurt op het evenement in Bijlmer Parktheater. Hij deed vervolgens een gedurfde oproep: ‘Nederland is heel laat en halfslachtig omgegaan met het slavernijverleden. Excuses komen maar niet over de lippen. De herdenking van 150 jaar afschaffing slavernij moet een nieuwe stap worden in de erkenning en verwerking van deze geschiedenis.’

Ik voel niet zoveel voor excuses en helemaal niet als je erom moet vragen. Zijn excuses dan nog wel gemeend? Ik ben het wel eens om meer kennis op te doen over het koloniale verleden, slavernij en de racistische beeldvorming die daaruit is voortgekomen. Nederland lijkt wel een grote blinde vlek te hebben voor het anders-zijn. Het zou mij niet verbazen als dat heeft geleid tot bijna onoplosbare misvattingen en tweedelingen in de samenleving. Een mooi voorbeeld is een radiodocumentaire van de NTR, die ook in hetzelfde weekend als de bijeenkomst werd uitgezonden. De titel van de docu: ‘de zwarte in het witte land’, over de Surinaamse jongen Zawdie die zich hier niet thuis voelt.

Al bij de eerste uitzendminuten gingen bij mij de nekharen recht overeind staan. Gespreksonderwerpen als Zwarte Piet, het gebruik van het woord ‘neger’ en zijn negatieve gevoel over Nederland kwamen voorbij. De verslaggever liet in zijn vragen de voorspelbare verbazing horen: ‘Zó slecht is het hier toch niet? Is Zwarte Piet niet gewoon Nederlandse cultuur? Als ik het woord neger gebruik denk ik helemaal niet aan een slaaf, maar aan een zwarte man. Ben je niet over-bewust van de geschiedenis?’ Vervolgens werd Zawdie neergezet als één van de vele migranten ‘die maar in Nederland niet kan aarden’. Dit alles, terwijl de interviewer hem zelfs persoonlijk kende, het waren ooit studievrienden.

Het waren wéér dezelfde hardnekkige aannames en opvattingen. Thuisloosheid was een oorzaak van een identiteitscrisis. Vragen over jezelf en de geschiedenis van je familie is een obsessie met je afkomst en in dit geval een obsessie met slavernij. De vader van Zawdie zou zijn zoon met negatieve denkbeelden hebben aangestoken. Het kwam er bij de verslaggever helemaal niet op dat hij een jongen voor zich had die zijn weg moest zien te vinden in een samenleving die naar binnen is gekeerd. Dat de onvrede die Zawdie uit, vooral een reactie is op een maatschappij die hem beoordeelt op zijn uiterlijk. Dat het aankaarten van raciale kwesties geen blijk is van overgevoeligheid, maar juist een teken is van zelfbewustzijn.

Zou die verslaggever door hebben dat ik – en met mij hele generaties – met dezelfde thema’s te maken hebben? Thema’s die ongevraagd op je pad komen omdat je opgroeit in een samenleving met verwrongen denkbeelden over de ander. De vrijheidsstrijd, die Anton de Kom ooit voerde, wordt door die generaties voortgezet. Deze gaat niet over huidskleur, maar over verschil in percepties. Over de mogelijkheid om door kleur heen te kijken. De meest doortastende opmerking in de documentaire kwam van de geïnterviewde zelf: ‘Er is een machtsstrijd gaande tussen de oude en nieuwe Nederlanders’. Zou de verslaggever door hebben dat hij met zijn vraagstelling het geluid laat horen van deze oude Nederlanders?

De oude Nederlander blijft nog in dezelfde oude structuren van kleur, klasse en status denken. Die vindt dat het zelfs zo zal blijven en heeft niet door dat de samenleving om hem heen volop in beweging is. De oude Nederlander gelooft niet echt in verandering, hij herkent het niet eens. De Nederlandse leefcultuur is statisch en een migrant is iemand die daar wel of niet bij kan horen. Ook op de bijeenkomst over Anton de Kom kon je het geluid van de oude Nederlander horen. Een man in het publiek zei dat de maatschappij altijd ongelijkheid en discriminatie zal kennen. Hij klonk als iemand die zich bij de situatie heeft neergelegd en vervolgens ook is blijven liggen. Heel goed die acceptatie en aanvaarding, maar komt daarna niet nog een andere belangrijke stap? Die van opstaan en een daad stellen?

De nieuwe Nederlander gelooft in verandering. Hij gelooft in de verbetering van zichzelf en de mensen om hem heen. Hij wil zich aansluiten bij organisaties en initiatieven die hetzelfde geluid laten horen. Dat geluid kan verschillend klinken, maar heeft een boodschap die mensen met elkaar verbindt. De middag in Bijlmer Parktheater was een sterk voorbeeld van een gezamenlijke beleving van historie en identiteit. Dat wil niet zeggen dat de zaal overliep met allemaal ‘nieuwe Nederlanders’. Het zit eerder in de bedoeling, in de voordrachten, interviews en performances waarin zichtbaar is dat er naar een bepaald gedachtegoed wordt gewerkt. Het is het koesteren van dezelfde toekomstidealen.

‘Sommige mensen zeggen dat het glas halfleeg is. Ik ben één van die mensen die zien het glas halfvol’, zegt Jerry Kno’Ledge Afriyie, initiatiefnemer van de ode aan Anton de Kom. Om dat verschil in perceptie gaat het. Afriyie is overigens niet van Surinaamse, maar van Ghanese komaf. De oude Nederlander zou zich afvragen wat zo iemand met een Surinaamse held moet. Het lijkt wel of de tweedeling in de samenleving niet langer gaat over arm en rijk of autochtoon en allochtoon, maar over deze oude en nieuwe manier van denken. De nieuwe Nederlander ziet een gemeenschappelijke cultuur. Hij neemt de verschillende visies op deze cultuur serieus. Hij ziet de noodzaak om niet alleen de glorietijden van de vaderlandse geschiedenis te kennen, maar ook de keerzijde ervan. Voor hem komen de afstammelingen van de slaven uit dezelfde familie als de afstammelingen van de slavenhouders. Voor de nieuwe Nederlander is ook Anton de Kom een held.

Wij zijn de generatie van nu die een antwoord moet zien te vinden op deze eeuwenoude vraagstukken. Hoe verrassend dat kan uitpakken werd ook in het Bijlmer Parktheater duidelijk toen een oudere vrouw uit het publiek haar ongenoegen uitte over de performance van rapper Gikkels. ‘Ik kan je niet verstaan! Het is veel te luid’ riep ze na zijn repertoire van ‘je bent hier op bezoek neger. Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je wat je te doen staat.’ Vervolgens vroeg iemand of Gikkels daadwerkelijk het boek van De Kom had gelezen. ‘Zeker’, antwoordde hij met besliste stem die diep van binnen kwam. Gikkels bleek een nazaat te zijn van De Kom, nét als de oudere dame uit het publiek. De twee verschilden misschien van huidskleur, leeftijd en smaak, maar ze hadden meer gemeen dan ze zelf konden vermoeden.

Er is iets gaande, het lijkt wel op een geleidelijke omwenteling. Het besef én beleving dat onze cultuur en afkomst sterk met elkaar zijn verbonden, dringt nu door tot verschillende lagen van de maatschappij. Het evenement in Bijlmer Parktheater trok een zeer gemengd publiek en een week later bevond ik mij onverwachts weer in een gezelschap, waar die voorzichtige omwenteling zichtbaar is. Ik vaarde mee op een rondvaartboot in de grachten van Amsterdam. Ik was even toerist in eigen stad en nam met zo’n dertig anderen deel aan de Black Heritage Tour. Een rondgang langs de panden en grachten uit de koloniale tijd ‘om zichtbaar te maken wat verborgen is’, zo legde de tourmanager uit.

Het had wat moeite gekost om musea zover te krijgen hun deuren voor dit onderwerp open te zetten, maar tegelijkertijd konden ze er niet om heen. De onopvallende afbeeldingen van zwarte bediendes in antieke schilderijen, beeldhouwwerken en op rijkversierde voorgevels behoren tenslotte ook tot het cultureel erfgoed. De naam van Anton de Kom viel ook toen we de straat passeerden waar hij na zijn verbanning uit Suriname tijdelijk had gewoond. Volgens de tourmanager was het gesprek over slavernij in de Nederlandse samenleving eindelijk van start gegaan. Wie weet heeft ze gelijk. Zeker is dat ik niet eerder heb meegemaakt dat het slavernijverhaal onderdeel kon zijn van een toeristische attractie van grote cultuurhistorische waarde.

Op de boot zaten net zoveel zwarte als witte bezoekers die begonnen te discussiëren over het heersende gebrek aan historisch besef in Nederland. De vragen die hardop werden gesteld hadden iets weg van een gezamenlijk onderzoek naar een verleden dat niet langer is weg te stoppen. In de discussie ging het niet alleen over slavenhouders en hun lijfeigenen, maar ook over de voorstanders en tegenstanders van slavernij. Ook deze geschiedenis is niet simpel langs raciale lijnen uit te leggen. Er zijn ook verhalen bekend van zwarte collaborateurs en witte abolitionisten. We bouwen voort op wat de zwarte én witte voorouders ons hebben nagelaten. Dat is geen sentimenteel gedoe, maar bittere noodzaak als we de samenleving waarin we nu leven willen begrijpen en veranderen.

De bijeenkomst in Bijlmer Parktheater heette Anton de Kom heeft het Laatste Woord, maar het laatste woord is over dit onderwerp nog lang niet gevallen. We draaien nu net warm.

 

Liesbeth Tjon A Meeuw

Leave a comment