‘Kinderen zijn nooit goed geweest in luisteren naar hun ouders, maar hen nadoen is nog nooit mislukt.” Woorden van James Baldwin, Amerikaans schrijver en mijn rolmodel.
Ik ben opgegroeid in een traditie waarin een man met een vrouw trouwt en waarin de liefde alleen voorbestemd is voor een man en een vrouw. Meer hokjes waren er simpelweg niet en die mochten er niet bijgebouwd worden. Dit idee werd alleen maar versterkt door de indoctrinatie die ik onderging op de katholieke school en in de kerk. Toen ik me ervan bewust werd dat twee mensen van hetzelfde geslacht op elkaar verliefd kunnen worden, kon ik mijn afschuw niet uit mijn gedachten wissen. Ik was in de war en boos tegelijkertijd. Want ik was ervan overtuigd dat het een duivelse handeling was die veroordeeld moest worden, voordat het te laat was voor de mensheid. Iedereen om mij heen, zonder uitzondering, was het met mij eens. En ik heb het vermoeden dat de jongens die begin dit jaar een 24-jarige homoseksuele man bij metrostation Wibautstraat in Amsterdam een baksteen op het hoofd sloegen diezelfde haat in zich meedragen.
Eigen vooroordelen
In mijn tienerjaren, toen ik het onrecht tegen zwarte mensen steeds meer publiekelijk ging veroordelen, werd ik geconfronteerd met mijn eigen vooroordelen. Want hoe rijm je het feit dat je een inclusieve samenleving wil, maar homo’s, mensen van vlees en bloed, mensen die op jou lijken en die jou niets hebben aangedaan, wil uitsluiten uit jouw ideale Nederland? Je kan niet onrecht jegens jezelf veroordelen en met dezelfde mond je schuldig maken aan onrecht tegen anderen.
Ik zou tegen je liegen als ik nu zou beweren dat ik geheel van mijn homofobie af ben. Integendeel. Er zitten nog restjes homofobie in mijn systeem die ik nog weg moet werken. Het kostte mij heel veel tijd en energie om homo’s te accepteren zoals ik geaccepteerd wil worden. Zo had ik nooit kunnen bedenken dat ik ooit zou zeggen dat een van mijn rolmodellen en sommige van mijn dierbaren, die ik als goede vrienden en vertrouwelingen beschouw, homoseksueel zijn. Maar ik ben er nog niet. Ondanks mijn kleine voorsprong op een groot deel van mijn familie en mijn gemeenschap heb ik nog een lange weg te gaan.
Ik merk dat ik nog steeds moeite heb om twee mannen te zien zoenen en af en toe de neiging heb om lesbische vrouwen te seksualiseren, in plaats van ze volwaardig en met respect te omarmen. Je zou het niet aan mij zien en als je mij kent zou je het evenmin van mij verwachten. Maar dit is de waarheid. En het is niet het probleem van de LHBT-gemeenschap om het op te lossen. Het is een maatschappelijk probleem, maar vooral is het mijn probleem. Ik moet er wat aan doen.
Sociale stoornis
De gedachte dat de ene mens niet goed genoeg is of naar de hel gaat, omdat zij verliefd is geraakt, is een sociale stoornis en de last die daaruit voortkomt mag niet langer op de schouders rusten van onze broeders en zusters in de LHBT-gemeenschap. Die last moet komen te liggen op de schouders van de mensen die iets slechts zien in de liefde tussen twee mensen.
Hoe boos ik me ook maak over de daders van homohaat in de samenleving, ik steek liever de hand in eigen boezem. En ik vraag mijn gemeenschap om hetzelfde te doen. Ik heb ooit van mijn katholieke pastoor begrepen dat God niets moest hebben van homo’s. Maar ik heb ook begrepen dat God onoverwinnelijk is. Als God onoverwinnelijk is, waan jezelf geen God om te oordelen over anderen. Als God homo’s niet liefheeft, laat God dat zelf komen mededelen aan ons. Ik durf te betwijfelen dat God op de dag des oordeels mijn daden zal overslaan om het te hebben over op wie ik verliefd was geraakt.
Zoals ik geïndoctrineerd was om in één richting naar de liefde te kijken, zo worden dagelijks kinderen getraind om in de toekomst de wereld onveilig te maken voor mensen die hetzelfde willen als ik. Namelijk samen zijn met de persoon van wie je houdt, maar nog belangrijker, het recht hebben om jezelf te kunnen zijn. De zaak om een inclusief Nederland te realiseren kunnen wij niet exclusief maken voor mensen die dezelfde levensovertuiging als wij hebben of die op ons lijken. Ik omarm liever de verscheidenheid die ons land rijk is.
Niet alleen wanneer niemand kijkt
Ooit dacht ik dat ik last had van homo’s. Maar nu ben ik erachter gekomen dat ik enkel last had van de haat die mij was aangeleerd, jegens homo’s. Het is aan ons, met name de gemeenschappen buiten de LHBT-gemeenschap, om in opstand te komen tegen die haat en Nederland veilig te maken voor alle kinderen en volwassenen, ongeacht afkomst, huidskleur, stand en geaardheid. De liefde moet toegankelijk worden voor iedereen, altijd en overal. Niet alleen tussen vier muren, in een bos of donkere park of wanneer niemand kijkt, maar ook in openbare ruimtes. Het zal niet makkelijk zijn, maar het is niet onmogelijk, want ik ben ervan overtuigd dat de liefde zal overwinnen.
Het bovenstaande betoog werd gehouden op 28 januari 2018, door Jerry Afriyie, tijdens het protest ‘Mars voor het recht om jezelf te zijn‘ die plaatsvond in Amsterdam. De mars was georganiseerd door Black Queer & Trans Resistance Netherlands om aandacht te vragen voor een reeks anti-homo incidenten in Amsterdam.
Foto: Raymond Van Mil